Wildgroei van weeshuizen
Goede bedoelingen, gemiste kansen
20 augustus 2007 (MO) - Veel westerlingen zetten na een vakantie in een arm land een eigen project op. Alleen al in Nederland zijn meer dan vijftig stichtingen met een project in Nepal. Maar draagt deze doe-het-zelfhulp wel bij aan daadwerkelijke bestrijding van de armoede?
Nepal is een van de armste landen van de wereld. Vooral in de hoofdstad Kathmandu is het aantal straatkinderen in de afgelopen jaren flink gestegen vanwege de onlangs beëindigde burgeroorlog en de nog altijd slechte economische omstandigheden. Buitenlanders willen vaak iets voor deze ‘wezen’ doen en richten samen met hulpvaardige Nepalezen een kindertehuis op.
Begin dit jaar waren er in Nepal 1065 kindertehuizen, waarvan 366 in Kathmandu. Als elk tehuis gemiddeld 40 kinderen herbergt, betekent het dat alleen al in de hoofdstad meer dan 15.000 kinderen van de straat worden gered.
Van de duizenden opgevangen kinderen is echter een klein deel daadwerkelijk wees. Het is dan ook de vraag of er meer tehuizen komen omdat er meer straatkinderen zijn, of dat er wellicht sprake is van een omgekeerd proces. Voor ouders is het plezierig dat kinderen in een tehuis betere voeding en onderwijs krijgen dan zij zelf ooit kunnen bieden. Met de komst van kindertehuizen groeit dan ook het belang ervan.
Achttien jaar
Oppervlakkig gezien lijkt het altijd beter als je arme straatkinderen onderbrengt in een tehuis. Maar is het voor de kinderen werkelijk gunstig dat zij worden opgevoed in een tehuis? In sommige tehuizen krijgen ze nog steeds te weinig eten. Andere, door westerse organisaties gerunde tehuizen, zijn relatief erg rijk. Hoewel de kinderen in dit soort tehuizen in luxe kunnen leven, groeien ze niet op bij hun familie of in hun eigen cultuur en hebben ze te maken met steeds wisselende westerse vrijwilligers.
Op de lange termijn kan het daardoor zelfs nadelig voor de kinderen zijn. Als ze achttien jaar oud zijn, moeten ze immers een eigen leven opbouwen. Voor velen betekent dit een einde aan de welvaart en vaak zijn ze na al die jaren hun familie en etnische cultuur kwijt. Omdat de meeste tehuizen pas de laatste jaren zijn gestart, is niet bekend of de kinderen zichzelf na verloop van tijd kunnen redden.
Ook financieel zitten er grote consequenties aan het opzetten van een kindertehuis of een schooltje. De verantwoordelijkheid die initiatiefnemers voor deze kinderen aangaan, is zeer groot en voor een lange periode, want het project moet doorgaan totdat de kinderen volwassen zijn. Als het tehuis na een paar jaar moet sluiten omdat het niet is gelukt voldoende geld in te zamelen, zijn de kinderen nog slechter af dan voorheen: nu zijn ze pas echt wees geworden.
Donaties
Scholing, voeding en andere variabele kosten bedragen in een kindertehuis ongeveer 33 euro per kind per maand. Aangezien kindertehuizen ook ‘business’ zijn, vragen sommige tot 50 euro per kind per maand. Voor 40 kinderen bedragen de kosten dus minstens 16.000 euro per jaar, nog exclusief de kosten van de Nepalese staf en het gebouw. Ondanks de hoge grondprijs wil namelijk elke organisatie zijn eigen stuk grond kopen en een eigen gebouw neerzetten. Hiervoor circuleren prijzen tussen de 80 duizend en 230 duizend euro.
Als van de vijftig Nederlandse stichtingen er veertig een kindertehuis of school opzetten, dan hebben die een investering gedaan van naar schatting drie à vier miljoen euro. Bovendien moeten ze jaarlijks meer dan een half miljoen ophalen aan variabele kosten. Al dat geld moet in Nederland worden opgehaald en gaat meestal ten koste van donaties aan projecten die gericht zijn op structurele armoedebestrijding, ofwel projecten die eraan bijdragen dat ouders zelf voor hun kinderen kunnen zorgen. Een gemiste kans, want tehuizen blijven altijd afhankelijk van buitenlandse gelden en dragen niet bij aan de verzelfstandiging van het land.
Handel
Helaas zijn bovengenoemde kosten niet het enige probleem. Vaak is het zo dat Nepalezen die er bij westerlingen op aandringen een weeshuis te beginnen, dat doen uit eigenbelang. Er is een enorme werkeloosheid in Nepal en het opzetten van een weeshuis betekent een goede en vaste bron van inkomsten. Met een beetje geluk kunnen in het tehuis zelfs nog meer familieleden werken.
Er is niets op tegen dat iemand een inkomen verdient door te werken in een tehuis, maar dat moet niet de belangrijkste drijfveer achter het initiatief zijn.
Ook vragen Nepalezen soms om een plek waar kinderen uit hun dorp naar school kunnen gaan. Vaak zijn er lokaal wel scholen, maar zijn de docenten slecht of komen ze niet altijd opdagen.
In plaats van te investeren in het lokale onderwijs, plaatsen stichtingen de kinderen in een hostel, ver weg van hun dorp. En dat terwijl het vele malen goedkoper en doeltreffender is een extra docent te betalen en een toelage aan docenten die daadwerkelijk dagelijks lesgeven. Als er lokaal geïnvesteerd wordt, kunnen tientallen kinderen profiteren van misschien 800 euro per jaar, terwijl voor datzelfde geld maar twee kinderen in een hostel kunnen verblijven.
Criminele praktijken
Kindertehuizen trekken ook andersoortige problemen aan. Sinds enkele jaren duiken verhalen op van mensen die straatkinderen verhandelen tussen weeshuizen. Voor enkele duizenden roepies wordt een kind weggehaald bij de ouders en vervolgens wordt het voor twaalfduizend roepie (130 euro) aangeboden bij een kindertehuis. Voor sommige kindertehuizen is dat een koopje, omdat ze van de buitenlandse donoren tot wel 50 euro per maand kunnen krijgen voor zo’n kind. Een kleine marge is voldoende om binnen een jaar winst te maken. Het is een handel die in Nepal welig tiert. De Nepalese politie probeert het te voorkomen, maar door de enorme groei van kindertehuizen is dat onbegonnen werk.
Verder berichtte de Nepali Times onlangs over de enorme groei van illegale adoptie van kinderen uit tehuizen door buitenlanders. Er worden enorme bedragen neergeteld om een kind mee te nemen. De ouders weten van niets, hen wordt aangeboden het kind naar Kathmandu te sturen voor een ‘betere opvoeding’. Daar wordt het vervolgens vanuit een tehuis als ‘wees’ met valse papieren verkocht aan een buitenlands gezin.
Sommige kindertehuizen zijn dekmantels voor nog vreselijker praktijken. Er zijn westerlingen die weeshuizen beginnen als dekmantel van hun pedofilie. Onlangs is Henk M. uit Nederland, directeur van Hamro Jivan in Nepal, op heterdaad betrapt en opgepakt, en er circuleren nog andere namen van Nederlanders die zich in dit verband aan pedofilie schuldig zouden maken. Ook verkopen weeshuizen kinderen aan de seksindustrie of aan Indiase circussen door. De Nepali Times meldt dat in Kathmandu alleen al vijftig tehuizen een zeer twijfelachtig kaliber hebben.
Toezicht
Helaas is er, zowel in Nederland als in Nepal, geen wetgeving die regelt wie aansprakelijk is indien zaken misgaan. Een kindermisbruiker kan wel gestraft worden, maar wie is verantwoordelijk als de negatieve effecten alleen indirect zijn? En wat gebeurt er met de kinderen als er na een paar jaar niet genoeg geld meer is?
Het is van groot belang dat er scherper toezicht komt op particuliere projecten en dat hun activiteiten een degelijke effectiviteittoetsing ondergaan. Goede bedoelingen zijn immers absoluut geen garantie voor een positief gevolg. In Nepal houdt de Social Welfare Council toezicht op projecten van ngo’s. De Nepalese overheid heeft echter geen geld of mankracht voor voldoende controle en begeleiding van alle projecten. Wellicht kunnen grote Nederlandse ontwikkelingsorganisaties de hulp aan een bepaald land coördineren en meer toezicht houden op de effectiviteit van de werkzaamheden.
Omdat de meeste grote ontwikkelingsorganisaties, wegens het ontbreken van een duurzaam karakter van de hulp, niet bijdragen aan de kosten van kindertehuizen, komt het geld van individuele donateurs. De werving van donaties loopt door het emotionele aspect vaak goed. Een foto van een zielig kindje levert meer geld op dan een foto van een ouder die hard werkt op het land om zijn gezin te onderhouden.
Toch hebben ook donateurs een verantwoordelijkheid. Opvang van echte weeskinderen is uitstekend, maar als de familie te arm is om schoolgeld te betalen, dan moet men zich afvragen of plaatsing in een tehuis wel de juiste oplossing is. Als het gezin gesteund wordt – niet met contant geld, maar met mogelijkheden om inkomen te genereren – dan heeft de hele familie meer te eten én is er geld voor school.
Met het geld dat gedurende één jaar voor een kind in een tehuis wordt uitgegeven (400 à 500 euro) kunnen zo meerdere gezinnen worden ondersteund. Door verschaffing van een buffel ter waarde van 250 euro kan een familie met de verkoop van melk gedurende een lange periode veel verdienen. Dat is echte armoedebestrijding.
Zinnige hobby
Er zijn zeker weeshuizen nodig, maar het huidige aantal, 1065 landelijk en 366 in Kathmandu, is echt te groot. Een tip voor mensen die iets willen doen voor Nepal is dan ook zich aan te sluiten bij een bestaande stichting. Wees te allen tijde bewust van de effecten van een project, zowel op individueel niveau als in de gemeenschap. Voor de gevers betekent een project een zinnige hobby, voor de ontvangers kan het leven ervan afhangen. De beste projecten zijn gericht op de oorzaken van de problemen, ofwel het bestrijden van armoede. Als je alleen maar school voor de kinderen biedt, moet de familie nog steeds honger lijden. Alleen zelfredzaamheid kan de cirkel van armoede doorbreken.
Naschrift
Susan van Klaveren en Wilko Verbakel zijn respectievelijk voorzitter en penningmeester van de Nederlandse NGO de International Council for Friends of Nepal (ICFON). Deze stichting adviseert, financiert en controleert ontwikkelingshulpprojecten die door Nepalese samenwerkingspartners worden uitgevoerd. De stichting bestaat geheel uit vrijwilligers. Meer informatie over ICFON vind u op www.icfon.nl. Eventuele vragen kunt u ook altijd per e-mail aan ons stellen (secretariaat(at)icfon.nl). Het bovenstaande artikel is eerder gepubliceerd als essay in het Nederlandse tijdschrift voor ontwikkelingssamenwerking de ViceVersa (april 2007).